Vandaag geef ik je praktische tips om dagelijks (daily) Nederlands te spreken. Of je nu in een winkel bent, met een collega praat, of staat te wachten op de bus: dagelijks hebben we allemaal wel momenten waarop we Nederlands willen en kunnen spreken. Maar soms kan dat best spannend of moeilijk zijn. Met deze praktische tips hoop ik dat het makkelijker wordt. Laten we beginnen!
Toen ik begon met Spaans leren, vond ik dat echt heel moeilijk. Ik had nog nooit eerder uit de boeken een taal geleerd. De taal was compleet nieuw voor mij. Veel mensen zeggen dan: 'Huh, maar jij kan toch goed talen leren? Jij bent toch taaldocent?' Ja, dat klopt. Nu is het makkelijker om talen te leren, maar toen ik voor het eerst een taal leerde, wist ik niet waar ik moest beginnen.
Wat ik toen ontdekte (discovered), is dat het leren van de woorden (het vocabulaire dus) het allerbelangrijkste is als je een taal wilt spreken. Want als mensen op vakantie gaan naar een land waar ze de taal niet spreken, dan nemen ze vaak een woordenboek mee, toch? Ik denk niet dat heel veel mensen een grammaticaboek meenemen (bring). Je kunt namelijk niet veel met een grammaticaboek als je wilt praten. Als je wilt beginnen met praten, moet je de juiste (right) woorden kennen.
Als ik bijvoorbeeld zeg: 'Ik koffie alstublieft', dan is dat geen perfecte zin. Maar jij begrijpt wel dat ik graag een kopje koffie wil drinken, toch? Zeker aan het begin hoeven niet alle zinnen meteen perfect te zijn, dat komt later wel. Maar de woorden zijn wel heel belangrijk. Want zonder vocabulaire, kun je niks zeggen.
Als je vandaag op de trein wacht, kijk dan eens om je heen (look around you) en probeer te bedenken hoe alles heet: de trein, het perron, de reizigers, vertraging, enzovoort (etcetera). Of als je vanavond staat te koken, kijk dan eens of je weet hoe alles heet (is called) wat je gebruikt: de snijplank, het mes, de ui, enzovoort.
Woorden zijn echt het allerbelangrijkste als je wilt leren spreken, dus ik kan het niet vaak genoeg zeggen: leer de woorden die je elke dag gebruikt.
Als je probeert te beschrijven wat je bedoelt, begrijpen mensen je vaak beter en sneller dan je denkt. En voor je gesprekspartner is het ook nog eens leuk om het woord te raden (guess). Je zult merken dat Nederlanders je hier graag bij helpen. Daarnaast is het ook een goede manier om de taal beter te leren. Je blijft namelijk Nederlands spreken en denkt na over andere manieren om te zeggen wat je bedoelt (mean).
Lichaamstaal (Body language) kan heel handig zijn als je het juiste woord niet weet. Bijvoorbeeld, als je het woord 'paraplu' niet kent, dan kun je doen alsof je een paraplu vasthoudt (hold an umbrella) en boven je hoofd houdt. Mensen zullen dan begrijpen dat je iets bedoelt om droog te blijven als het regent. Ook kun je je handen gebruiken om te laten zien (show) hoe groot of klein het object is. Lichaamstaal helpt vaak om je boodschap (message) duidelijker te maken, zelfs (even) als je het juiste woord niet kunt vinden.
Een geweldige manier om beter Nederlands te spreken, is door goed te luisteren naar hoe anderen praten. Dit helpt je niet alleen om nieuwe woorden te leren, maar ook om te begrijpen hoe je ze in de juiste situatie kunt gebruiken.
Bijvoorbeeld, als je dagelijks met de trein reist, kun je goed luisteren naar gesprekken (conversations) van andere mensen. Misschien hoor je iemand zeggen: 'Hé, hoe gaat het?' of 'Wat een drukte vandaag!' Dit zijn typische zinnen die je vaak hoort in informele gesprekken. Let op hoe ze de woorden uitspreken (pronounce) en welk ritme ze gebruiken. Probeer daarna zelf zulke (such) zinnen in je eigen gesprekken te gebruiken.
Woordjes zoals 'hè', 'hoor' en 'toch' kun je het beste leren door de luisteren naar hoe Nederlanders ze gebruiken. Hier is een voorbeeld van een kort dialoog met deze woordjes, kun jij begrijpen wat ze betekenen?
Anna: 'Wat een mooi weer vandaag, hè?'
Mark: 'Ja, echt heerlijk! Dit had ik niet verwacht, hoor!'
Anna: 'Nee, ik ook niet. Jij droeg gister nog je regenjas, toch?'
Mark: 'Ja, klopt! Het was ook zo koud!'
'Hè' (in 'Wat een mooi weer vandaag, hè?'): Dit woord gebruik je om van de ander te horen of zij hetzelfde denken. Het betekent iets als 'vind je ook niet?'. Anna wil weten of Mark ook vindt dat het mooi weer is. Dus Anna vraagt eigenlijk: 'Vind je het ook mooi weer?'
'Hoor' (in 'Dit had ik niet verwacht, hoor!'): Het woord 'hoor' wordt gebruikt om iets sterker te maken. Mark benadrukt (emphasizes) dat hij het mooie weer echt niet had verwacht. Hij maakt de zin krachtiger (more powerful). Dus Mark zegt eigenlijk: 'Ik had het echt niet verwacht!'
'Toch' (in 'Jij droeg gister nog je regenjas, toch?'): 'Toch' gebruik je om iets te bevestigen (confirm) of om te vragen of het klopt (if it is correct). Anna vraagt of Mark gisteren nog zijn regenjas droeg, omdat ze denkt dat het zo was. Dus Anna zegt eigenlijk: 'Je droeg gisteren nog je regenjas, was dat niet zo?'
Als je vaak luistert naar hoe Nederlanders praten en welke woorden en zinnen ze gebruiken, kun je snel beter Nederlands spreken. Het is niet erg (not a big deal) als je in het begin nog een beetje onzeker bent. Hoe vaker je herhaalt wat je hoort, hoe makkelijker het wordt.
Heb je moeite (difficulties) met een woord of een zin? Aarzel (Hesitate) dan niet om om hulp te vragen. De meeste Nederlanders vinden het juist fijn dat je hun taal probeert te spreken, en ze helpen je graag verder. Vraag bijvoorbeeld: 'Kunt u dat herhalen (repeat)?' of 'Hoe zeg je dat in het Nederlands?' of 'Wat betekent dat?'
Mensen zijn vaak heel begripvol (understanding) als je moeite hebt met de taal. Ik weet dat Nederlanders vaak Engels praten als jij probeert Nederlands te spreken. Maar vraag dan of ze in het Nederlands willen praten en zeg dat je Nederlands leert. De meeste mensen weten niet dat jij juist graag Nederlands spreekt en ze denken dat ze je helpen door Engels te spreken.
Ik had hetzelfde toen ik in Portugal was. Afgelopen maart volgde ik een cursus Portugees in Lissabon. Ik wilde zoveel mogelijk Portugees praten, want ik was maar één week daar. Ik herinner me nog dat ik naar een café ging om te lunchen. Direct vroeg de ober in het Engels: 'Can I help you?' En weet je wat ik toen zei (in het Portugees)? 'Sorry, ik spreek helaas geen Engels. Spreekt u Portugees?'
De ober keek een beetje verbaasd (surprised) maar daarna hebben we in het Portugees gepraat. Misschien merkte (noticed) hij dat mijn Portugees niet perfect was, maar hij begreep me wel. En dat was leuk!
Elke dag een beetje oefenen maakt een groot verschil! Het hoeft niet veel tijd te kosten. Heb je een Nederlandse partner? Vertel dan bijvoorbeeld tijdens het avondeten wat je die dag hebt gedaan. Of ben je aan het koken? Zeg dan hardop (out loud) wat je doet.
Je kunt ook met Nederlanders afspreken wanneer je samen Nederlands praat. Zoek een moment wanneer je Nederlands praat. Bijvoorbeeld met een collega in de pauze, met je partner als je kookt, of met een vriend(in) als jullie koffie drinken. Zo hoef je niet altijd Nederlands te spreken, maar kun je wel regelmatig (regularly) oefenen.
Heb je niemand om je Nederlands mee te oefenen? Dat hoeft geen probleem te zijn. Onder de douche, op de fiets of op de wc kun je jezelf vertellen wat je die dag gaat doen. Bijvoorbeeld: 'Ik sta om 7 uur op.', 'Ik ontbijt.', 'Ik ga naar mijn werk.', 'Ik lunch om 12 uur.' enzovoort. Dagelijks oefenen met spreken helpt je om zelfvertrouwen te krijgen (zelfvertrouwen krijgen = gain selfconfidence).
Moet je fouten maken (make mistakes)? Ja, dat klopt. En soms moet je zelfs lachen (laugh) om je fouten, dat maakt het namelijk leuk! Fouten maken is normaal als je een nieuwe taal leert. Niemand spreekt vanaf het begin perfect. Dit klinkt makkelijker dan het is. Soms is het vervelend (annoying/irritating) om fouten te maken. Maar probeer het te accepteren en ervan te leren.
Persoonlijk vind ik iedereen die een vreemde taal durft te spreken (dare to speak) heel erg dapper (brave). Ik heb nog nooit gedacht dat iemand dom is omdat hij of zij Nederlands probeert te spreken. Hoe denk jij over mensen die jouw taal proberen te spreken? Dat is heel knap (good/clever), toch?
Wees dus niet bang (don't be afraid) om fouten te maken. Meestal begrijpen mensen je wel, en ze waarderen (appreciate) het dat je probeert.
Een taalmaatje (language buddy) is iemand met wie je samen je Nederlands kunt oefenen. Dit kan een andere taalstudent zijn die Nederlands leert, maar het kan ook een Nederlander zijn die jouw taal wil leren. Maak bijvoorbeeld een wekelijkse afspraak om in het Nederlands te praten. Dit helpt je niet alleen om nieuwe woorden te leren, maar ook om je spreekvaardigheid te verbeteren (improve) en meer zelfvertrouwen te krijgen.
Je kunt een taalmaatje zoeken via taalapps, sociale media of zelfs via je werk of studie. Vaak zijn er ook speciale taaluitwisselingsgroepen (language exchange groups) in de buurt waar je mensen kunt ontmoeten die ook een taal willen oefenen.
Het leuke aan een taalmaatje is dat jullie elkaar kunnen helpen. Jij helpt de ander met jouw taal, en de ander helpt jou met Nederlands. Dit maakt het leren leuker en minder spannend(scary), omdat je samen leert en fouten mag maken.
Het is handig om een paar zinnen uit je hoofd te leren (learn by heart) die je vaak kunt gebruiken. Bijvoorbeeld:
'Ik wil graag …': Dit kun je in veel situaties gebruiken. Bijvoorbeeld: 'Ik wil graag koffie.' of 'Ik wil graag naar Amsterdam.' Let op: 'Ik wil …' (I want) kan te direct zijn. 'Ik wil graag …' (I'd like to) is beleefder (more polite) en vriendelijker (more friendly).
'Heb je zin in …?' (Are you in the mood for ..?) of 'Zullen we ...?' (Shall we …?): Dit is een vriendelijke manier om een vraag te stellen, bijvoorbeeld op je werk of aan vrienden. Bijvoorbeeld: 'Heb je zin in koffie?' of 'Zullen we samen lunchen?'
Je kunt ook kant-en-klare zinnen (ready-made) leren voor specifieke situaties:
Deze zinnen helpen je om makkelijk te communiceren, ook als je de taal nog niet perfect spreekt.
Een goede manier om Nederlands te leren, is door kleine doelen (goals) voor jezelf te maken. Dit helpt je om gemotiveerd te blijven en te weten wat je wilt bereiken (achieve). Begin met makkelijke doelen, zoals:
Het fijne van doelen is dat je kunt zien dat je beter Nederlands kan spreken. Elke keer als je een doel haalt (reach), voel je je trots (proud) en krijg je meer energie om verder te leren. Je kunt ook grotere doelen stellen, zoals bijvoorbeeld een heel gesprek in het Nederlands voeren (hold a complete conversation in Dutch) of een boek lezen in het Nederlands.
Het belangrijkste is dat je doelen niet te moeilijk zijn, zodat je steeds kleine successen (achievements) hebt. Door doelen te stellen, blijf je gefocust en blijft het leren leuk!
Dit waren de 10 praktische tips om dagelijks Nederlands te spreken. Ik hoop dat je ze nuttig (useful) vindt en dat je nu met meer vertrouwen Nederlands kunt spreken in dagelijkse situaties. Vergeet niet: Oefening baart kunst! (Practise makes perfect!) Dus blijf oefenen, blijf praten, en vooral, blijf genieten van het leren van de taal!
Vind je mijn podcast leuk en wil je me helpen? Dat kan!
Je kunt me steunen door lid te worden. Als je lid wordt, steun je me elke maand en voeg ik je toe aan een WhatsApp-groep. In deze groep stel ik regelmatig vragen in het Nederlands en geef ik feedback op de antwoorden. Dit is een leuke manier om je Nederlands te oefenen.
Wil je liever een eenmalige donatie doen? Dat kan ook! Je kunt dan een kopje koffie voor me kopen. In de beschrijving van deze aflevering en onder het transcript vind je de link. Elke bijdrage, groot of klein, maakt me heel blij en ik ben je natuurlijk heel erg dankbaar!